Wassenaer.net


Arent Jacob Otto van Wassenaer van Catwijck 2.12.1930–18.8.1996
schilder: Lia Laimbock (geb. 1965)

Arent Jacob Otto van Wassenaer 2.12.1930–18.8.1996

heer van de beide Catwijcken en het Sant

Otto was het zesde kind van Frits van Wassenaer en Sylvia van Lennep.
Na vijf meisjes was hij de eerste zoon en stamhouder.

Het verhaal gaat dat Otto’s grootvader (1856–1939), een gereserveerd man, die avond van de tweede december 1930, fluitend door Den Haag liep.
Op 13 maart 1933 volgde nog een zoon, Jan Willem Frederik.
De twee jongens hadden een eigen leven met hun kinderjuffrouwen in hun eigen kamers.
Mooi aangekleed in een fluwelen broekje en een zijden blouse werden ze voor de thee in de grote salon bij hun moeder gebracht. Daar was meestal ook grootvader van Wassenaer, die ze Opapa noemden. Hij ging bij hen op de grond zitten spelen en ze mochten luisteren naar het tikken en het slaan van de uren van zijn horloge.
Als de jongens in bed lagen las hun moeder hen uit de kinderbijbel voor.

De ouders hadden het druk met de Oxfordgroep en moesten daarvoor veel op reis. Dikwijls waren ze afwezig in die eerste jaren van Otto’s leven.
In de herfst van 1939 verhuisde de familie naar Buurtweg 11 in Wassenaar en vanaf die tijd was het gezin meer samen.
Het werk voor de Oxfordgroep was afgelopen, de jongens waren groter geworden, de kinderjuffrouwen waren niet meer nodig.
Buitenlandse reizen konden niet meer, omdat het land in mei 1940 door de Duitsers bezet was.
In het huis aan de Buurtweg bracht de familie de oorlogsjaren door.
Otto heeft toch goede herinneringen aan die tijd overgehouden.

Zijn vader had nu veel aandacht voor hem. Hij nam hem zelfs veertien dagen mee naar een pension in Katwijk. Daar bouwden ze forten en kanalenstelsels aan het strand en werd Otto ingewijd in de geheimen van verbrandingsmotoren en stoommachines.
Het laatste oorlogsjaar was moeilijk. Vanaf september 1944 waren de Duitsers begonnen V2-raketten vanaf Wassenaar naar Engeland af te vuren. De gevaarlijke projectielen vielen ook wel eens in Wassenaar neer en konden voorbijgangers ernstig verwonden of zelfs doden. Vanuit Londen werd geprobeerd de Wassenaarse installaties te bombarderen. Otto’s zuster Stella ontsnapte een keer ternauwernood aan de dood en ook Otto zelf kon eens net op tijd in een door hem zelf in de tuin gegraven kuil wegduiken.

Ouders en kinderen leden honger in de laatste oorlogswinter. Otto was zo mager dat hij zijn middel kon omspannen met zijn wijsvingers en duimen.
Tot aan zijn dood heeft hij het niet kunnen verdragen dat er etensresten werden weggegooid. Soms controleerde hij de vuilnisbak als hij meende dat er achter zijn rug om eten in was verdwenen.

Na de oorlog waren er nog maar drie kinderen thuis. De Buurtweg was te groot geworden en het gezin verhuisde naar de Bloemcamplaan 15 in Wassenaar.

Otto deed eindexamen en ging in 1949 in Leiden rechten studeren. Hij kwam in een jaarclub waarvan de leden in vriendschap en trouw elkaar in hun lange of kortere levens vastgehouden hebben.

In de nacht van 1 op 2 februari 1953 werd Otto met andere studenten in bussen naar het watersnoodrampgebied gereden om daar te helpen met het vullen en verslepen van zandzakken. Alles bleek tevergeefs. De herinnering daaraan heeft hem nooit losgelaten.

Otto ontmoette in Leiden schrijfster dezes (Louise Wiarda) en na het behalen van de meestertitel door Otto in februari 1954 zijn wij op 6 maart 1954 met elkaar getrouwd.

In die tijd moesten alle jonge mannen in militaire dienst en Otto, gedachtig aan de admiraals in zijn familie, koos voor de marine. Wij woonden toen als getrouwd stel in het kleine Pavilioenshofje in Leiden. Otto moest naar Den Helder naar het opleidingsinstituut van de marine. Omdat wij getrouwd waren mocht hij eens in de drie weken van zaterdagmiddag tot zondagavond thuis komen. De andere jongens mochten maar eens in de zes weken naar huis.

Op zaterdag 11 december in datzelfde jaar overleed plotseling zijn vader in de trein van Den Haag naar Voorburg. Het was een ontzettende slag.
Otto was toen 23 jaar oud. Van zijn commandant in Den Helder kreeg hij een week verlof om de belangrijkste dingen te regelen: de begrafenis die in Wassenaar plaatsvond, omdat Sylvia haar man niet naar Katwijk wilde laten gaan. Ook moest een begin worden gemaakt met het regelen van de successie en de ingewikkelde nalatenschap.
Het vermogen van Frits bestond onder andere uit land in Katwijk en Wassenaar, dat niet zo gemakkelijk in zes stukjes verdeeld kon worden.
Bovendien moest een deel verkocht worden om de successiebelasting op te kunnen brengen.

De drie oudste zusters waren getrouwd en woonden allemaal in de Verenigde Staten. In die tijd was het getrouwde vrouwen niet toegestaan hun eigen vermogen te beheren. Daarom had Otto te maken met drie veel oudere zwagers van wie hij het vertrouwen moest zien te winnen. In een tijd waarin de fax en de iPhone nog niet waren uitgevonden, ging het overleg per brief en heel soms met de peperdure telefoon.
Er moest een oplossing worden gevonden voor de huisvesting van Sylvia die onmogelijk alleen in het grote huis in Wassenaar kon blijven wonen.
Uiteindelijk is alles in pais en vree voor elkaar gekomen, maar de zorg voor zijn moeder, die veel te jong haar man had verloren en een half jaar vóór Otto stierf, is vooral op zijn schouders blijven rusten.

In de winter van 1955 heeft Otto een huisje kunnen huren in Den Helder waar wij samen konden wonen.

Op 13 juli van hetzelfde jaar werd Otto beëdigd als luitenant ter zee KMR der derde klasse speciale diensten.
Hij genoot van zijn diensttijd, die hij op de marineschepen, meestal op de Noordzee en een enkele maal verder, heeft doorgebracht.Op zijn conduitestaat stond later, zwart onderstreept, dus negatief bedoeld, ‘vrijmoedig tegen meerderen’. Otto vond dat juist een positieve eigenschapen die vrijmoedigheid heeft hij, tegenover wie dan ook, zijn hele leven volgehouden.
In Den Helder werd op onze tweede trouwdag onze oudste zoon Arent geboren. Later dat jaar zou Otto de marine verlaten. Hij wilde bedrijfsjurist worden en dat bracht ons naar de Hoogovens in Velsen-Noord.

Na de oorlog maakte dat bedrijf een enorme groei door. In 1951 was het nieuwe hoofdgebouw, naar een ontwerp van Willem Dudok, geopend. Er was een ruwijzergietmachine bijgekomen en twee nieuwe hoogovens werden gebouwd in de jaren dat Otto daar werkte.
Vanuit het hele land moesten medewerkers worden aangetrokken. Daarom kwamen er nieuwe woonbuurten: een echt huis voor ons vlakbij de fabriek, maar voor de arbeiders soms alleen een etagewoning in grote flatgebouwen. Dat gaf aanzienlijke moeilijkheden: er waren verhalen dat varkens in de douchecel werden gehouden en aardappels in het bad.
In Velsen-Noord werden Diederik en Alexander geboren.
Dat er telkens stukken duin en prachtig natuurterrein werden opgeofferd voor al die nieuwe woonwijken, gebouwen en installaties deerde niemand nog in die tijd. Dag en nacht kwam met groot geraas vuurwerk uit de hoge torens gespetterd. ’s Nachts in vele kleuren en dat was een prachtig gezicht. Maar de stofdeeltjes daarvan vlogen overal in het rond. Overdag was het een andere realiteit: geen kleuren, en alles wat buiten was bleek zwart gespikkeld, de was en de ramen...
De verf van onze auto werd er zo door aangetast dat de auto later overgespoten moest worden. De kinderen waren veel ziek.

In de buurt waren gladiolenkwekerijen. De gladiolen verdroegen het stof niet en de bedrijven leden schade. De juridische dienst van de Hoogovens zorgde voor compensatie van die schade op voorwaarde dat er geen gladiolen meer zouden worden gekweekt.

Er was werk, overdag en ’s nachts. Er werd nooit níet gewerkt. We moesten proberen niet al te veel lawaai te maken, want sommige buren werkten ’s nachts en sliepen overdag. We waren er trots op mee te kunnen werken aan de opbouw van ons land. Pas later drong het tot ons door wat er verloren ging. In 1962 kwam het beroemde boek Silent Spring van Rachel Carson uit. Er werd gelachen om dat boek....
Ook in de besturen van de waterschappen begon men in te zien dat het niet goed ging. Door de groeiende en bloeiende industrialisering werd meer en meer vervuild afvalwater geloosd. En het zelfreinigend vermogen van het oppervlakte water ging verloren.
In mei 1959 werd een massale vissterfte in de boezemwateren van het Hoogheemraadschap van Rijnland waargenomen.

Otto, die in 1956 al in het bestuur van dat college was gekomen, eerst als hoofdingeland-plaatsvervanger en later als hoogheemraad en loco-dijkgraaf, heeft zich in verschillende commissies ingezet om oplossingen te vinden om de waterkwaliteit te verbeteren. In lange gesprekken met de vervuilende bedrijven is het gelukt oplossingen te vinden en goede contracten te sluiten.

Ondertussen bleek er geen toekomst voor Otto te zijn bij de Hoogovens. In september 1961 werd hij directiesecretaris bij de Verzekeringsmaatschappij De Oude Haagsche van 1836.

We verhuisden naar Den Haag waar in 1962 onze dochter Geertruid werd geboren.

Het verzekeringswerk heeft hij met veel plezier gedaan, terwijl hij ook rechterplaatsvervanger in de Haagsche Rechtbank werd, omdat hij toch eigenlijk liever rechter wilde worden. Dat gebeurde in 1968. Ondertussen werkte hij ook nog aan een proefschrift, ‘Eigen Schuld’, dat hij in 1971 in Leiden verdedigd heeft.
De promotor was onze grote vriend prof. mr. Huib Drion. Het proefschrift heeft vernieuwing gebracht in het regelen van verkeersschade.

Vlak voor Otto’s dood, in juni 1996, toen we het 25-jarig jubileum van het proefschrift vierden, zei Huib Drion dat hij Otto graag cum laude had willen geven voor dit onderzoek. Hij had dat toen niet aangedurfd omdat hij bezorgd was geweest dat men hem vriendjespolitiek zou verwijten.

Otto werd in besturen gevraagd: het Haagsche Rode Kruis, de fundatie van Renswoude, in het Kapittel van de Johanniter Orde.
Enthousiast ging hij mee als vrijwilliger met de Johanniter zomerkampen voor gehandicapten. Hij hielp de kinderdiensten in de Kloosterkerk organiseren.

En hij was lid van het CDA en stemde ook altijd op die partij.

Otto was een origineel denker en hij hield ervan theorieën om te buigen, praktische oplossingen te vinden voor ingewikkelde zaken.

Een voorbeeld daarvan is het vonnis dat hij in december 1972 als strafrechter in de Haagse Rechtbank gewezen heeft:
Een aantal Leidse medische studenten had in februari 1972 het gebouw van de Geestelijke Gezondheidszorg in Leiden bezet. De Leidse Psychiater Teuns had daar een alternatief medisch opvoedkundig bureau opgericht waar kinderen met psychische problemen therapie konden krijgen. Op bevel van de regionaal inspecteur C. Buis moest dat bureau gesloten worden. De inspecteur wantrouwde de methoden van de communistische dr. Teuns. De subsidiekraan zou worden dichtgedraaid en dat zou betekenen dat de kinderen die daar behandeld werden midden in hun therapie zouden moeten stoppen. Voor enkelen zou dit wellicht een desastreus gevolg kunnen hebben.
Er kwam een zaak van.

Otto heeft uren met onze twee bordercollies door het park gelopen, zoekend naar een manier om de bezetters vrij te spreken. Hij vond hen sympathiek en had in zijn hart het bevel van de inspecteur afgekeurd.
In het toen net verschenen proefschrift van dr. C. Schuyt over burgerlijke ongehoorzaamheid heeft hij de oplossing gevonden.De groep werd vrijgesproken, maar natuurlijk heeft het Haagse Gerechtshof dat vonnis in hoger beroep vernietigd. Prof. Jan Leyten heeft hier 20 jaar later in NJB van 11-3-1993 over geschreven:
‘een politierechter heeft een beroep op burgerlijke ongehoorzaamheid ooit­ op instigatie van Cees Schuyt­ als strafuitsluitingsgrond aanvaard... En u zult het geloven of niet, later door het gerechtshof in hoger beroep vernietigd. Heer vergeef het hun, want ze wisten niet wat ze deden....’

In 1976 werd Otto benoemd tot hoogleraar in burgerlijk recht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Hij genoot van het doceren; eigenlijk was hij zijn hele leven al docent geweest.
Hij had deze benoeming aanvaard op voorwaarde dat hij ook zijn werk als locodijkgraaf van het Hoogheemraadschap van Rijnland zou mogen behouden. Dat werd toegestaan.
Heel veel vast werk en heel veel vrijwilligerswerk is er door zijn handen gegaan.
De minister van Verkeer en Waterstaat heeft hem daarvoor op Koninginnedag 1995 beloond. Hij werd ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Ondertussen is er ook nog altijd tijd geweest om te genieten van en te werken in onze tuin in Den Haag. En te genieten van het buitenleven in het Woold bij Winterswijk, waar mijn ouders een buitenhuis bezaten. Groot was zijn geluk toen in de wei bij dat huis orchideeën gingen bloeien. De laatste foto die hij maakte was van zo’n orchidee in die Wooldse wei.
Hard werkte hij eraan om dat stukje land geschikt voor die bloemen te maken.
Hij had er maaisel op laten strooien van een weide met orchideeën in de buurt en had er gele ratelaars, die dikwijls met orchideeën samen gaan, geplant. We wisten dat die in de Ardennen veel voorkwamen en dus reisden we daarheen om er een paar te bemachtigen. Bovendien had Otto een vierkante meter blauwgrasland, ook zeer geschikte orchideeëngrond, van een vriendin gekregen en in die wei ingegraven.

Onze kinderen groeiden op, trouwden, kregen kinderen. Otto heeft van die jonge gezinnen genoten. In 1993 heeft hij ontslag aangevraagd en verkregen bij de VU. Hij wilde meer tijd hebben om af en toe bij die kleinkinderen te zijn.
In 1992 werd er bij hem darmkanker geconstateerd. Met moed en geloofsvertrouwen heeft hij zijn ziekte aanvaard. Op 18 augustus 1996 is hij gestorven.
Bij zijn afscheid van de VU heeft hij een boek van zijn medewerkers gekregen met persoonlijke verhalen en gedichten.



Ik wil dit verhaal eindigen met een gedicht dat zijn collega mr. Willemien Van der NatVerhage in dat boek geschreven heeft:

Als ik aan Otto denk
Als ik aan Otto denk/ denk ik aan bloemen/ aan achtenzestig orchideeën/ aan wollegras en zonnedauw/ en aan de ratelaar
Als ik aan Otto denk/ denk ik aan dieren/ aan hazen en aan nachtzwaluw/ aan reeën aan de bosrand/ en aan een harige hond
Als ik aan Otto denk/ dank ik aan rechtsgeleerdheid/ aan eigen schuld en medeschuld/ aan verkeers­ schaderecht en PA/ en de loi Badinter
Als ik aan Otto denk/ denk ik aan jurisprudentie/ aan annotaties/ en aan het Ruinense ree/ dat uit Meppel kwam
Als ik aan Otto denk/ denk ik aan onderwijs/ aan colleges, tentamens en syllabi/ en aan een rondreizende marskramer/ in post­academisch onderwijs
Als ik aan Otto denk/ denk ik aan belezenheid/ aan dichters, schrijvers en muziek/ en aan citaten en gedichten/ die toepasselijk en terloops opwellen
Als ik aan Otto denk/ denk ik aan kinderen/ aan een gedicht voor baby­Willem/ aan het plezier over en met hen/ daarvoor moet je zelf nog kind kunnen wezen
Als ik aan Otto denk/ denk ik aan Louise /aan warmte en aandacht aan afternoon tea, aan massa’s bloemen/ en aan snijbiet
Als ik aan Otto denk/ denk ik aan rijkdom/ er is een boek mee te vullen Als ik aan Otto denk/ denk ik/ het is niet leuk dat je weggaat
Introductie

Introductie

Op deze site wordt een beeld gegeven van 800 jaar familiegeschiedenis van één van de oudste adellijke geslachten, de Van Wassenaers. »lees meer

Op 3 november 2000 was het 800 jaar geleden dat voor het eerst een Van Wassenaer in schriftelijk gedocumenteerde vorm verscheen. Dat feit vormde de aanleiding voor een aantal evenementen dat in 2000 en 2001 gezamenlijk het Van Wassenaer-project uitmaakte. Deze evenementen werden georganiseerd door een samenwerkingsverband waarvan de Familiestichting van Wassenaer, de Stichting Duivenvoorde, de Stichting Twickel, de Stichting Hollandse Historische Reeks, de Stichting Internationale van Wassenaer Concours en het Nationaal Archief deel uitmaken. Een team van eminente historici heeft daarnaast een schitterend geïllustreerd boek geschreven. In het Haags Historisch Museum en op Duivenvoorde en Twickel zijn bijzondere rondleidingen georganiseerd. Het Van Wassenaerconcours stond eveneens in het teken van dit jubileum en ook het Nationaal Archief rondde in 2002 een bijzonder archiefproject af.
Op deze nieuwe website treft u nadere informatie aan over de familiegeschiedenis in het algemeen, de familieleden, de projecten, boeken, tentoonstellingen en evenementen.

Index
Nieuwe website

Nieuwe website

Welkom op de nieuwe site van de Familie van Wassenaer. De eerste versie van deze site hebben we gelanceerd in het jaar 2000, bij het 800-jarig bestaan van de familie. »lees meer

We hadden veel te vertellen, bijvoorbeeld over de tentoonstellingen in het Haags Historisch Museum en in de oude familiekastelen Duivenvoorde en Twickel, het in de Hollands Historische Reeks uitgegeven boek 'Heren van Stand' en over diverse archiefinventarisaties. Nu, twintig jaar verder, vonden we het tijd om de site op te frissen en aan te passen aan de context en de webtechniek van deze tijd. De site verwijst naar aspecten van onze familiegeschiedenis, kunstobjecten en naar de diverse stichtingen en instellingen waaraan wij direct of indirect zijn geliëerd, en geeft informatie over andere publicaties en tentoonstellingen als dat actueel is.
Mocht je naar aanleiding daarvan verdere informatie willen ontvangen, dan kun je die aanvragen op info@wassenaer.net.

Wij zijn Robert Koumans van NAIT Media Ventures heel dankbaar voor de productie van de nieuwe site. En Stichting Jacoba van Wassenaer Fonds voor de financiering van deze update.

Wij wensen je veel plezier toe bij je rondgang over onze site. Als je wilt kun je feedback achterlaten door hier te klikken.

Arent van Wassenaer
Voorzitter bestuur Familiestichting van Wassenaer

Nieuws

Nieuws

Klik hier voor de laatste nieuwsberichten van / over de familie.

Nieuws

Nieuws

Klik hier voor de laatste nieuwsberichten van / over de familie.

Boeken

Boeken

Er zijn meerdere boeken gepubliceerd over de familie van Wassenaer.
Klik hier voor de lijst.

Activiteiten